Het nieuwe Regeerakkoord legt een goed fundament voor de bouwsector. Vooral de woningbouw krijgt veel aandacht nu er in steeds meer gebieden een tekort aan woningen ontstaat en de woningprijzen hard blijven stijgen. Maar er is ook aandacht voor de infrastructuur.
Woningbouw prioriteit
De gemaakte afspraken in het Regeerakkoord zien er veelbelovend uit, maar over de uitwerking blijft het Regeerakkoord nog vaag. Er zal daarom veel afhangen van de daadwerkelijke invulling van de afspraken door de nieuwe minister.
Zo wordt er prioriteit gegeven aan middeldure huurwoningen in de vrije sector. Naast de bouw ervan, wil de nieuwe regering ook kijken naar de verkoop van sociale huurwoningen om het vrije segment te vergroten. Het kleinste onderdeel van de woningvoorraad, de vrije huursector, verdient al langere tijd meer aandacht en krijgt die nu eindelijk. De nieuwe regering wil met de nieuwe Omgevingswet gemeenten meer ruimte geven om lokale beslissingen te nemen over de woningbouwproductie om zo de woningbouwproductie beter af te stemmen op de lokale situatie. Ook wil de nieuwe regering de woningbouwproductie aanjagen door belemmeringen in het overheidsbeleid weg te nemen die ervoor zorgen dat de woningbouwproductie na een crisis te langzaam op gang komt. Het Regeerakkoord gaat niet in op wat deze belemmeringen zijn, maar het duurt vaak lang voordat bouwgrond beschikbaar komt en vergunningen afgegeven worden.
Er staat ons ook een grote verduurzamingsopgave van de gebouwde omgeving te wachten. De nieuwe regering wil dat aan het einde van de kabinetsperiode (in 2021) nieuw gebouwde gebouwen niet meer op gas gestookt worden. In het Regeerakkoord wordt de ambitie uitgesproken dat er in 2021 50.000 nieuwbouwwoningen per jaar gebouwd worden die niet meer op gas zijn aangesloten. Dat is wel minder dan de verwachte jaarlijkse nieuwbouwproductie. In 2016 werden er bijna 55.000 nieuwe woningen gebouwd en volgens ABF Research kan dit aantal groeien naar 60.000-80.000 nieuwe woningen in de periode tot 2020. De gasaansluiting wordt vervangen door een warmterecht, waar de eindgebruiker recht op heeft.
Ook de bestaande woningvoorraad wordt niet vergeten. In 2021 wil de nieuwe regering 30.000-50.000 woningen gasvrij maken, of in ieder geval zo energie-efficiënt maken dat zij op korte termijn gasloos kunnen worden. Uiteindelijk is het doel om jaarlijks 200.000 woningen te verduurzamen, zodat in 2050 alle woningen verduurzaamd zijn. De nieuwe regering noemt daarbij nadrukkelijk de bouwsector als partner bij het opbouwen van expertise in het verduurzamen van de bestaande gebouwenvoorraad. Dit is een grote kans voor de bouwsector. Door middel van een innovatieprogramma moeten de kosten van verduurzaming op termijn omlaag. Dit is een heel ambitieuze doelstelling. Onduidelijk is nog hoe de nieuwe regering dit wil gaan financieren. De nieuwe regering ziet in gebouwgebonden financiering de oplossing, er moet echter nog onderzocht worden welk type gebouwgebonden financiering hiervoor het meest geschikt is. De nieuwe regering ziet een belangrijke rol weggelegd voor pensioenfondsen en banken om dit te gaan financieren.
De verhoging van het lage btw-tarief van 6 naar 9 procent zorgt er wel voor dat verduurzaming van bestaande woningen duurder wordt. Op dit moment is het lage btw-tarief namelijk van toepassing op het isoleren van een woning ouder dan twee jaar.
Om woningcorporaties extra te stimuleren om hun sociale huurwoningen te verduurzamen, wordt de verhuurdersheffing met EUR 100 miljoen per jaar verlaagd. Dit gebeurt in stappen, in 2018 betreft de verlaging EUR 25 miljoen en uiteindelijk wordt deze EUR 100 miljoen per jaar. Ter vergelijking, in 2018 zal de verhuurdersheffing circa EUR 2 miljard bedragen. Het bedrag dat woningcorporaties daarvan voor verduurzaming kunnen gebruiken is dus beperkt. De verlaging voor de individuele corporatie is afhankelijk van de initiatieven die de betreffende woningcorporatie heeft op verduurzamingsgebied.
Extra geld voor infrastructuur
Er is veel discussie geweest of de vorige regering wel genoeg heeft geïnvesteerd in de infrastructuur. Aan deze discussie maakt de nieuwe regering nu een einde. De komende drie jaar wordt er EUR 2 miljard extra geïnvesteerd in de infrastructuur (bovenop de voorgenomen investering in infrastructuur van EUR 22 miljard tot en met 2020). In 2018 is dit EUR 500 miljoen, in 2019 EUR 1 miljard en in 2020 EUR 500 miljoen. Met deze extra investering worden een aantal resterende knooppunten aangepakt, zowel in de Randstad als in de verkeersaders naar het zuiden, oosten en noorden. Vooral de wegenbouwers kunnen hiervan profiteren. Het Infrastructuurfonds zoals dat nu nog bestaat, wordt verder omgevormd tot een Mobiliteitsfonds. Niet meer de modaliteit (weg, spoor en water) is het uitgangspunt, maar mobiliteit. Deze nieuwe indeling gaat pas in 2030 in. Vanaf dan krijgen intelligente transportsystemen zoals zelfrijdende auto’s en CO2-neutrale oplossingen een plek in het fonds.
Gevolgen voor de arbeidsmarkt
Door het grote aantal zzp’ers in de bouw, was de wet DBA (wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) en de resulterende onzekerheid een belangrijk aandachtspunt voor opdrachtgevers in de bouwsector. De kogel is met het Regeerakkoord door de kerk, er komt een nieuwe wet. Uitgangspunt is dat zzp’ers die werken voor een laag tarief (tot 15 tot 18 euro per uur) in combinatie met óf reguliere bedrijfswerkzaamheden óf een arbeidsduur langer dan drie maanden automatisch als werknemers worden gezien. Wanneer voor een hoog uurtarief (meer dan 75 euro) wordt gewerkt in combinatie met óf een korte periode óf niet reguliere bedrijfswerkzaamheden, word je automatisch als zzp’er gezien. Tussen deze twee tarieven moet een opdrachtgeversverklaring worden ingevuld. Hiermee wil de nieuwe regering werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt beschermen die niet vrijwillig zzp’er zijn geworden.
In de bouwsector zijn er veel zware beroepen. Nu de AOW-gerechtigde leeftijd is verhoogd, is er veel discussie of werknemers in de bouwsector deze AOW- gerechtigde leeftijd wel halen. In het Regeerakkoord is opgenomen dat werknemers in goede gezondheid moeten kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd en dat werkgevers en werknemers hier gezamenlijk afspraken over moeten maken. Er komt dus vooralsnog geen uitzondering voor zware beroepen.
Al met al staan er veelbelovende afspraken in het Regeerakkoord waar de bouwsector van kan profiteren. Vooral woningbouwers en wegenbouwers kunnen hiervan profiteren. Wel blijven de details en de financiering van initiatieven in het Regeerakkoord nog vaag, waardoor de daadwerkelijke effecten op zich laten wachten. Afgewacht moet worden hoe de nieuwe minister die maatregelen uit het Regeerakkoord in de praktijk gaan brengen.
Bron: ABN AMRO Insights